De Japanse kalender

Gengo

Oorspronkelijk gebruikte men in Japan de Chinese kalender met zijn zestigjarige cyclus, maar in 645 werd het Gengo-systeem geïntroduceerd. In dit systeem, dat in veel Oost-Aziatische landen gebruikelijk was, worden jaren aangeduid met de naam van een periode en een jaarnummer.

De eerste Gengo noemde men Taika ("grote verandering"). Maar toen vijf jaar later een zeldzame witte fazant aan het hof werd aangeboden, beschouwden de edelen dit als een zegen van de hemel, en besloot men (in het jaar Taika 6) een nieuwe Gengo te laten beginnen, Hakuchi ("witte fazant"). Het werd toen traditie om bij een hemelse zegen een nieuwe periode te laten beginnen. Hierdoor volgden de periodes elkaar soms vrij snel op. Zo werd er in 701 goud aangeboden, en noemde men de nieuwe Gengo Taiho ("Grote schat"). Alweer in Taiho 4 verscheen er een prachtige wolk boven het paleis, en begon men de Gengo Keiun ("Zegenende wolk"). Later gebruikte men voor de naam van Gengo's gelukbrengende woorden uit oude Chinese filosofieboeken. De periodes kregen dan obscure namen als Konin ("Groot medelijden").

In de tiende eeuw ontdekte men een oude Chinese theorie volgens welke eens in de 60 jaar een slecht jaar zou vóórkomen, met veel politieke onrust of zelfs een opstand. Om problemen te voorkomen besloot men daarop de Gengo elke zestig jaar te veranderen.

In 923 vond een overstroming plaats in de hoofdstad Kyoto, waarbij men erg weinig kon doen voor het volk. Men probeerde de gemoederen tot rust te brengen door weer de Gengo te veranderen. Aan de redenen voor een nieuwe Gengo (hemelse zegen, voltooiing van een cyclus van 60 jaar) werd nu rampspoed toegevoegd. Het kwam er uiteindelijk op neer dat gemiddeld elke twee tot drie jaar een nieuwe Gengo begon. In de negentiende eeuw kwam daar gelukkig een einde aan.

De moderne kalender

Tot halverwege de negentiende eeuw hadden de Japanners nauwelijks contact met het Westen. Slechts de Hollanders hadden toegang gehad tot Japan, en dan nog zeer beperkt, via een handelspost op het eiland Deshima. In 1853 echter dwongen de Verenigde Staten Japan om twee havens open te stellen voor de buitenlandse handel. Hierdoor maakte het Westen voor het eerst op grote schaal kennis met de Japanse cultuur, terwijl Japan, dat niet wilde achterblijven bij de rest van de wereld, in rap tempo moderniseerde.

In 1868 werd zelfs een nieuwe kalender ingevoerd, met dezelfde jaarindeling als de Gregoriaanse. Voor de jaartelling gebruikt men een gemoderniseerd Gengo- systeem, gebaseerd op de regeringsperiodes van de keizers. Alle officiële documenten worden gedateerd volgens dit systeem. Het is in Japan zelfs verboden om hiervoor de Gregoriaanse jaartelling te gebruiken, omdat religieuze opvattingen niet mogen worden vermengd met staatszaken. Waarschijnlijk om dezelfde reden gebruikt men voor de maanden nummers en geen namen.

De Gengo van de huidige keizer, Akihito, heet Heisei ("Vrede bereikend"). De Gengo Showa eindigde op 7-1 Showa 64 (7 Januari 1989 Gregoriaans), toen keizer Hirohito overleed. Zijn zoon Akihito volgde hem de volgende dag op, en op 8 Januari 1989 Gregoriaans begon Heisei 1. 1989 Gregoriaans bestaat dus uit twee Japanse jaren: Showa 64 (7 dagen lang) en Heisei 1 (358 dagen lang). Zie ook Japanse datum. Overigens heet keizer Hirohito nu officieel keizer Showa: na zijn dood wordt een keizer alleen nog maar aangeduid met de naam van zijn regeringsperiode.

Dit zijn de Gengo-periodes van de moderne Japanse kalender tot nog toe, volgens de Gregoriaanse jaartelling:
GengoKeizerBegindatumEinddatumJaren
[1]MeijiMutsuhito (Meiji)8-9-186829-7-191146
[2]TaishoYoshihito (Taisho)30-7-191225-12-192615
[3]ShowaHirohito (Showa)25-12-19267-1-198964
[4]HeiseiAkihito8-1-1989